DE

fr

Volkskrant over
TAMTAM 30 jaar

Interview Theatermakers Gérard Schiphorst en Marije van der Sande
De dingen moeten auditie doen

Geamputeerde barbiepoppen, gebroken bezems en piepende heggenscharen. Het objectentheater TAMTAM geeft voorwerpen al dertig jaar een ziel.

Het zijn maar strijkijzers, zou je denken. Gewoon nijptangen, snoeischaren, gasmaskers en afwasborstels. Gebruikt bovendien, en afgedankt. Maar in het atelier van het kunstenaarsechtpaar Gérard Schiphorst en Marije van der Sande (beiden 53), in een loods in het Havenkwartier in Deventer, krijgen ze een tweede leven als ze fantastische acteurs blijken te zijn. In de handen van Schiphorst en Van der Sande komen ze tot leven, krijgen ze eigenwijze karakters, worden ze opstandig, zielig, machtig of verdrietig.
Mits ze de auditie doorstaan. Als het maken van een voorstelling begint, trekt het echtpaar een paar dozen uit de stellingen. Die met ‘blote poppen’ op het etiket bijvoorbeeld, of ‘lelijke eendjes’ (echte), ‘Frankensteins darlings’ of ‘hoofdzaken’ (gasmaskers), afhankelijk van de rol die de makers in gedachten hebben. ‘Soms zoeken we een gemenerik of een lief slachtoffertje. Een andere keer beperken we ons in de materiaalkeuze, alleen hout bijvoorbeeld, of roest’, zegt Schiphorst.

Gérard Schiphorst en Marije van der Sande zijn al dertig jaar het brein achter objectentheater TAMTAM. Hij, opgeleid als journalist en uitgever, is minder streng, eclectischer. ‘We vragen altijd: wat kun jij, ding? De twijfelgevallen parkeer ik nog even in een vagevuur. Die mogen zich toch nog bewijzen.’ Zij, oorspronkelijk Montessori-onderwijzeres en dramadocente, is strenger, trouw aan de schoonheid van de vorm. Zij ziet direct een paard in een overreden krulspeld. Of een spion in een verroest muuranker. Ze kennen elkaar van de kleuterschool, maar kregen pas iets toen hij de vormgeving deed – twee staande bedden – bij een gelegenheidsvoorstelling waarin zij de hoofdrol speelde.

‘Een echt TAMTAM-object’, zegt Van der Sande, ‘moet een ziel hebben.’ ‘En een beetje zielig zijn’, vult Schiphorst aan. Gehavend, mishandeld, achtergelaten. Daarom gaat het stel pas naar rommelmarkten als iedereen al vertrokken is. ‘Onze acteurs liggen dan op straat, tussen wat de verkopers achterlaten.’ Zakken met oud speelgoed vinden ze aan hun deur, soms belt iemand als oude orgelpijpen worden weggegooid.
En zo komen geamputeerde barbiepoppen, gebroken bezems en piepende heggenscharen terecht in de woordenloze, filmische TAMTAM-avonturen. Met vier handen gespeeld in een theatertje, vaak niet groter dan een kolossale kijkdoos, een met zwart omspannen werkbank of een met kilo’s zand bedekte plank. Daarop vinden dan ontroerende veldslagen plaats. Oorlogen op zakformaat.

In de visuele nachtmerrie Survival or how to survive Murphy’s law (2008) bijvoorbeeld, blijft een eenzame geitenhoorn zich met hand en tand verzetten tegen oppermachtige hamers alias projectontwikkelaars. In de Shakespeariaanse hebzuchttragedie To Have Or Not To Have (2006) raken een tang en een mollenklem slaags, alleen maar om een mysterieus pakketje.
In No Problem! or the secret live of objects (2001) maakt een leger raspen zich op voor de totale revolte van de dingen tegen de mensen. Altijd geëngageerde verhalen over de strijd tegen de massa, tegen consumptiegedrag, tegen vernietiging, vanuit het perspectief van de eenling die ijvert voor steeds schaarser wordende menselijke waarden: ademruimte, privacy, tevredenheid.

Al dertig jaar maakt TAMTAM deel uit van de voorhoede van kleinschalig, beeldend objectentheater. Waar groepen als Dogtroep en Warner & Consorten furore maakten met grootschalige spektakels op locatie, timmerde TAMTAM op bescheiden formaat aan de weg met inventieve en aangrijpende voorstellingen in hun reizende theatertent Objectomania.
In Nederland is het duo een niche, vooral bekend bij de liefhebbers van beeldend theater. In het buitenland is het kleine TAMTAM een grote naam, geliefd bij alle festivals voor La Petite Forme , zoals het genre in Frankrijk officieel heet – en waar het meer dan in Nederland een heuse status heeft. Het duo trad op in meer dan twintig landen – van Roemenië tot Zweden en van Zuid-Afrika tot Canada. En is daarom minder vaak in Nederland te vinden. Reguliere schouwburgvoorstellingen zijn lastig te boeken. Schiphorst: ‘Onze zichtlijnen beperken het aantal toeschouwers. Wij houden van de menselijke maat. Onze objecten verzuipen in grote decors.’ Het zijn vooral de beeldende festivals waar TAMTAM vaste gast is.

Komende weken viert TAMTAM uitgebreid zijn jubileum in Deventer, Den Bosch en Groningen. Eerst op 2 augustus met een uitstapje, een ambient music-concert vanaf de Deventer Toren, tijdens de boekenmarkt. Schiphorst is naast theatermaker ook muzikant en componist, vandaar. Voor alle TAMTAM-voorstellingen maakt hij zelf de soundtrack.
Volgende week gaat de nieuwe voorstelling Wonderen gebeuren direct, het onmogelijke duurt iets langer in première tijdens Festival Boulevard, om eind augustus nog tien dagen te staan op Festival Noorderzon.
Juist bij deze nieuwe voorstelling is het duo anders te werk gegaan. Geen auditie der dingen dit keer, geen Idols voor objecten. Maar voorwerpen gestuurd door collega-kunstenaars uit de hele wereld. Een zilveren vorkje met gehavende tanden van de Franse Barbara Melois, een paar babysokjes van de New Yorker Ted Killmer , twee verweerde visnetdrijvers van schrijver Wim Hofman , een chocolade paaskip van kluizenaar Jozef van den Berg, een rafelige voile van nestor Feike Boschma en een gejatte burgemeesterssjerp uit Parijs. Het echtpaar heeft zich verplicht alle objecten te gebruiken in de komende jubileumvoorstelling. Een verhaallijn hebben ze: de lopende sokjes nemen het op tegen het snelverkeer van de alsmaar uitdijende stad met zijn bruggen en klaverbladen.

Vorig jaar sloeg het stel een andere weg in. Na al die jaren vol liefde voor afgeschreven objecten, en altijd gesteund door de provincie Overijssel, wilden ze af van de cyclus van maken, spelen, maken, spelen. De oplossing lag verscholen in een serie uitnodigingen aan andere kunstenaars om kortstondig samen te werken in beeldende ‘jamsessies’. Schiphorst wil nu graag verder met animatiefilmpjes, beeldje voor beeldje opgebouwd uit tableaus van, natuurlijk toch weer, dingen uit hun dozen. Moeren, bouten en kroonkurken die samenklonteren tot vogels en bomen. Om dan verwoest te worden door een hels vuur (een korte film gemaakt voor Bevrijdingsdag).

Video zal ook in de toekomst vaker deel uitmaken van hun voorstellingen. Maar altijd op klein formaat. En nooit ten koste van het live bespelen van hun objecten. Schiphorst: ‘Gouden regel bij onze voorstellingen: onze blik kijkt altijd mee met de poppen.’
Aan prepensioen denken ze voorlopig nog niet. Gelukkig opereren ze in Nederland steeds minder als eenlingen. Een nieuwe generatie theatermakers staat op, die zich succesvol met objecten bezighoudt: Hotel Modern, Tg Winterberg, Duda Paiva en Ulrike Quade.
Wat het echtpaar ooit gaat doen met hun dozen vol ‘acteurs’ en hun prachtige ateliercollectie van kunstwerken vol objets trouvés? Ze weten het nog niet. Misschien dat hun zoon en dochter er een museumpje van maken. ‘Die wilden per se niet het theater in. Veel te hard werken.’ Maar de oudste is nu creative producer bij televisie, de jongste heeft een bedrijfje als theaterproducent. Van der Sande: ‘Ze hebben wel wat te lijden gehad: altijd pakten we hun speelgoed af om te gebruiken in een voorstelling.’

31 juli 2009 – Volkskrant – Annette Embrechts 

De Volkskrant

Annette Embrechts